Eindtermen
Mens en maatschappij
Muzische vorming
1.3. De leerlingen kunnen beeldinformatie herkennen, begrijpen, interpreteren en er kritisch tegenover staan.
–
3.5. De leerlingen kunnen ervaringen, gevoelens, ideeën, fantasieën … uiten in spel.
–
6.1. De leerlingen kunnen blijvend nieuwe dingen uit hun omgeving ontdekken.
Nederlands
1.6. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) de informatie op een persoonlijke en overzichtelijke wijze ordenen bij een voor hen bestemde instructie voor een buitenschoolse situatie.
–
1.8. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) op basis van, hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen, de informatie beoordelen die voorkomt in: een discussie met bekende leeftijdgenoten.
–
1.9. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) op basis van, hetzij de eigen mening, hetzij informatie uit andere bronnen, de informatie beoordelen die voorkomt in: een gesprek met bekende leeftijdgenoten.
–
2.2. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) het gepaste taalregister hanteren als ze: aan iemand om ontbrekende informatie vragen.
–
2.5. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) het gepaste taalregister hanteren als ze: vragen van de leerkracht in verband met een behandeld onderwerp beantwoorden.
–
2.6. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) het gepaste taalregister hanteren als ze: van een behandeld onderwerp of een beleefd voorval een verbale/non-verbale interpretatie brengen, die begrepen wordt door leeftijdgenoten.
–
2.7. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = structureren) het gepaste taalregister hanteren als ze: bij een behandeld onderwerp vragen stellen die begrepen en beantwoord kunnen worden door leeftijdgenoten.
–
2.10. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beoordelen) het gepaste taalregister hanteren als ze op basis van vergelijking, hetzij met hun eigen mening, hetzij met andere bronnen: tijdens een discussie met bekende volwassenen over een behandeld onderwerp passende argumenten naar voren brengen.
–
3.1. De leerlingen kunnen (verwerkingsniveau = beschrijven) de informatie achterhalen in: voor hen bestemde instructies voor handelingen van gevarieerde aard.
Wetenschap en techniek
1.23. De leerlingen tonen zich in hun gedrag bereid om in de eigen klas en school zorgvuldig om te gaan met afval, energie, papier, voedsel en water.
–
1.24. De leerlingen kunnen met concrete voorbeelden uit hun omgeving illustreren hoe mensen op positieve, maar ook op negatieve wijze omgaan met het milieu.
Wiskunde
1.3. De leerlingen kennen de betekenis van: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen, delen, veelvoud, deler, gemeenschappelijke deler, grootste gemeenschappelijke deler, kleinste gemeenschappelijk veelvoud, procent, som, verschil, product, quotiënt en rest. Zij kunnen correcte voorbeelden geven en kunnen verwoorden in welke situatie ze dit handig kunnen gebruiken.
–
1.6. De leerlingen kunnen volgende symbolen benoemen, noteren en hanteren: = ≠ < >+ – x . : / ÷ % en ( ) in bewerkingen.
–
1.26. De leerlingen kunnen de zakrekenmachine doelmatig gebruiken voor de hoofdbewerkingen (zie ook 1.28).
–
1.27. De leerlingen zijn in staat uitgevoerde bewerkingen te controleren, onder meer met de zakrekenmachine.
–
2.11. De leerlingen kunnen in reële situaties rekenen met geld en geldwaarden.
Leren leren
1. De leerlingen kunnen losse gegevens verwerven en gebruiken door ze betekenis te geven en te memoriseren.
–
2. De leerlingen kunnen op systematische wijze verschillende informatiebronnen op hun niveau zelfstandig gebruiken.
–
3. De leerlingen kunnen op systematische wijze samenhangende informatie (ook andere dan teksten) verwerven en gebruiken.
–
4. De leerlingen kunnen eenvoudige problemen op systematische en inzichtelijke wijze oplossen.
Sociale vaardigheden
Meer informatie hierover vind je terug op Onderwijs Vlaanderen.